PROBLEEMGEDRAG

Wat zijn gedragsproblemen? Eigenlijk komt het er op neer, dat een kind of een aantal leerlingen niet doen wat jij als docent graag wilt. Maar, er zijn ook leerlingen met een gediagnosticeerd gedragsprobleem dat speciale aandacht vereist.
HOE KUN JE KIJKEN NAAR GEDRAGSPROBLEMEN
Hoe komt het dat er problemen zijn. Er zijn altijd twee partijen, de docent en de klas c.q. leerling. Maar ook de klas speelt mee: klasgenoten, plaats in de klas, peergroep. En vergeet ook de thuissituatie niet. Er zijn allerlei omgevingsfactoren die zowel het gedrag van de leerling, de klas en ook de docent beïnvloeden.
DE DOCENT
Uiteraard is de docent van invloed op het gedrag in de klas. Zoals een leerling moet oefenen om lesstof te leren beheersen, zo heeft een leerling ook oefening nodig om gedrag te veranderen. Maak afspraken met een leerling en herinner hem/haar aan de afspraak die gemaakt is bij ongewenst gedrag.
Het is handig om een gesprek aan te gaan met een leerling die probleemgedrag vertoont over de reden van dat probleemgedrag. Is het een gediagnosticeerd probleem (zie bijlagen) probeer je dan te verplaatsen in de leerling. Vertel de leerling wat de bedoeling is van het gesprek: meer begrip krijgen voor de leerling. Maak afspraken en houd je eraan. Behoud een goede balans in het benoemen wat goed en wat fout gaat. Gebruik de “Ik” boodschap, dat is minder aanvallend.
PREVENTIE
Er zijn een aantal dingen die preventief werken op gedragsproblemen
- Het begin van een schooljaar is cruciaal, zet de toon en benut je talenten.
- Bouw een relatie op met de leerlingen en bewaak de relaties in de klas (pestgedrag)
- Complimenteer, goed gedrag mag beloond worden
- Zie elke leerling, kijk ze aan
- Herken emoties, vraag : Is er iets? , of maak een praatje. Herken problemen, zodat ze niet ontaarden in gedragsproblemen. Onderneem actie.
- Maak een algemeen geldend overzicht van je les
- Vertel de leerlingen wat het doel is van de les – wat ga je leren
- Maak oogcontact
- Zorg voor een positieve groepssfeer, benoem vooral wat goed gaat
- Geef de leerling/groep verantwoordelijkheid – regels zijn er niet voor niets
- Begrijpen de leerlingen waarom een regel zinvol is, leg het nog een keer uit
- Spreek je verwachtingen van de groep uit en complimenteer de groep als alles goed gaat.
- Wees op de hoogte van de gediagnosticeerde individuele problemen van de leerlingen, zo kun je goed voldoen aan de behoefte van elke leerling. Benoem het probleem van de leerling positief, ze hebben niet een afwijking of stoornis, maar iets waar ze zelf niets aan kunnen doen. Geef positieve voorbeelden: er zijn dyslectische professoren!
- Wees een positief voorbeeld, je bent belangrijker dan je beseft.
GROEPSFASES
Forming – de leerlingen kennen elkaar nog niet (klas 1) of hebben een nieuwegroepssamenstelling (klas 2). Verkenningsfase – duur ca. 1-2 weken
Storming – “ Ik ben er ook”. Botsingen – onenigheid – ruzietjes. Hiërarchie wordt bepaald. Uitkomst verschilt: positieve groep of concurrentie/machtsstrijd of groepjes binnen de groep met outsiders.
Norming – de leiders bepalen de groep en de regels. Docent/mentor: zorg voor positieve groepsnormen.
Performing – de groep is gevormd. Duur: klas 1: 1,5/2 maanden. Klas 2: ca. 2 weken. (bij conflicten of bij nieuwe leerling begint de Forming-Storming-Norming fase opnieuw.
Termination – einde schooljaar – normvervaging: groepsregels zijn minder belangrijk.
EEN GOEDE GROEP MAKEN
- Geef het goede voorbeeld
- Accepteer de leerling, toon respect
- Begin onmiddellijk met Norming
- Geef Forming en Norming prioriteit boven les geven. Stuur het groepsproces de goede kant op.
- Geef in het begin veel groepsopdrachten – wissel de groepsleden – stel zelf de groepjes samen.
- Creëer een groepsopdracht die alleen samen uit te voeren is en bespreek het werk plenair. Bespreek het proces binnen de groepen – het resultaat is geen cijfer maar het goede groepsproces.
- Maak samen de groepsregels en voeg de schoolregels en jouw regels in
- Hang de regels op in de lokalen waar je les geeft – geef de leerling een kopie
- Houdt je aan de afspraken – verwijs naar de regels
- Gaat een les goed? Zeg het! Complimenteer de groep.
- Gaat het een les niet goed? Grijp terug op een groepsvormende opdracht. Stel zelf de groepen samen.
- Geef de leerlingen verantwoordelijkheid: voor zichzelf – elkaar – het lokaal – groepsgedrag
- Hou je aan de klassenbeurten om het lokaal school te houden – het kind leert dat er extra taken zijn waarvoor de beloning een compliment is.
- Maak problemen bespreekbaar, investeer in de groep
- Bespreek de grenzen – volg je in alles de leider?
- Bij conflicten: stel een leerlingengroepje binnen de klas samen die proberen het probleem op te lossen.
- Wees jezelf – ook jij hebt wel eens een slechte dag – zeg het gewoon.
OVERTREDINGEN VAN DE AFSPRAKEN – MAAR (NOG) GEEN PROBLEEMGEDRAG
- Overtredingen van de afspraken kun je op twee verschillende manieren beoordelen: als reden voor straf of als reden voor correctie.
- Bij beginnende overtredingen: geef non-verbale waarschuwing.
- Loop naar de leerling en corrigeer hem/haar terwijl je doorgaat met de les.
- Of: loop naar de leerling en vraag of hij/zij de lesstof moeilijk vindt en of je hulp kunt bieden
- Hou een vermaning kort, rustig en zakelijk en vermeld de consequentie als het gedrag niet stopt. Hou het bij één waarschuwing. Laat bij herhaald gedrag de consequentie direct volgen, zonder discussie.
- In groepsverband: haal de storende leerling tijdelijk uit de groep om alleen te werken. Probeer het dan opnieuw.
- Tip: geef de storende leerling een leesbeurt of laat hem/haar iets uitleggen. Je kunt hem/haar ook iets op laten halen of weg laten brengen, om het ritme te doorbreken.
ALS ER TOCH GEDRAGSPROBLEMEN VOORKOMEN
- Een gedragsprobleem is irritant – beheers je emotie, het is meestal niet persoonlijk
- Valkuil: twijfelen aan je eigen capaciteiten als docent
CONCRETISEREN VAN GEDRAG
- Welk concreet gedrag laat de leerling zien?
- Waarom laat de leerling dat gedrag zien?
- Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
- Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
- Hoe vaak komt het voor?
- Hoe lang is het gedrag al aanwezig?
- Wat zijn de gevolgen voor de omgeving van de leerling?
- Zijn er omgevingsfactoren – klasgenoten – afleiding – jouw gedrag – plaats in de klas - die het gedrag uitlokken of versterken?
OBSERVATIE INSTRUMENTEN
DE ABC-METHODE – TIJDSTEEKPROEF - POSITIEF/NEGATIEF RATIO
TIJDSTEEKPROEF
- Observeer een aantal keren het gedrag op vaste tijden verspreid over de dag
- Hoe vaak komt het gedrag voor en wanneer
- ABC proef: Wat ging vooraf – het gedrag – het gevolg
- Voorbeeld: werkt aan sommen - Staat ineens op - gaat naar buurman voor een praatje terechtwijzing
- Tip: kijk ook objectief naar je eigen gedrag – ben je erg negatief? Probeer na negatieve situatie weer positief te zijn, dat neutraliseert de situatie
- Je kunt onbewust zorgen voor een negatief klimaat in de les.
- Ben je ook bevooroordeeld? Kan de leerling wél iets goed doen?
DE GEDRAGSPROBLEMEN IN KAART GEBRACHT – EN NU?
VRAGEN VOORAF:
Welk probleem heeft het meeste effect op de omgeving en/of de leerling
Welk probleemgedrag is gemakkelijk te veranderen en geeft kans op succes
Welk gedrag heeft een positief effect
Is het handiger de omgeving te veranderen? Plek in de klas, andere leerling ernaast
Mag ik het gewenste gedrag wel verwachten van deze leerling?
Wat wil ik aanpakken?
TIPS
- Werk met de leerling aan één probleem tegelijk
- Bepaal het doelgedrag zo concreet mogelijk
- Bepaal de stappen die tot het doelgedrag moeten leiden en hou deze zo klein mogelijk.
- Complimenteer de leerling met elke succesvolle stap
- Ga met het kind in gesprek (ook eventueel mentor/ouders)
- Een compliment is een beloning
- Hou de vinger aan de pols, herinner de leerling aan de afspraak die je samen hebt gemaakt.
- Als het niet lukt: laat de leerling zelf een voorstel doen
HOE KAN IK ALS DOCENT DE PROBLEMEN AANPAKKEN
- Maak gebruik van sociale versterkers: geef een compliment – schouderklopje – dikke duim
- Geef direct feedback op het werk en de manier van werken
- Maak gebruik van activiteitenversterkers – laat een klusje doen – even achter de computer enz.
- Maak gebruik van ruilversterkers – laat de leerling punten verzamelen die later inwisselbaar zijn voor iets leuks, bijv. een reep chocola
- Materiele versterkers : geef bij positieve intenties eens een klein cadeautje: een leuke pen o.i.d.
- Beloon niet alleen bij het doel, maar ook tussendoor, dan ervaart de leerling dat het haalbaar is. Een goede bedoeling mag ook beloond worden, ook al gaat het even mis.
POSITIEVE EN NEGATIEVE INTERVENTIEMETHODEN
- Versterk het doelgedrag – als de leerling zijn/haar best doet om stil te zitten, geef dan compliment
- Negeren of time-out – op deze manier doof je het probleemgedrag uit.
- Boete – hier kun je het ruilversterkerssysteem voor gebruiken – neem nooit alle gespaarde punten weg en gebruik nooit de boete als enig middel
- Straffen – sociale straf (kritiek – standje – boosheid – time-out – apart zetten – strafwerk maken - corvee)
ALS JE TOCH STRAFT
- Straf dan zo snel mogelijk
- Wees consequent, anders werkt straffen niet
- Straf niet te lang.
- Straf in relatie tot de overtreding – biijv.: kletsen – nakomen en werken
- Straf in verhouding
- Ervaart de leerling de straf wel als straf
- Leg uit waarom je straft en welk gedrag je wilt zien.
- Straffen werkt vaak averechts en kan het ongewenste gedrag versterken
- Gewenst gedrag heeft bekrachtiging nodig
- Volgorde: ongewenst gedrag stoppen – nieuw gedrag aanleren/bekrachtigen, verkeerd gedrag (zoveel mogelijk) negeren
- Houd rekening met leeftijd en intelligentie. Ga niet preken – leerlingen sluiten zich af tijdens een preek
- Herstel de relatie met een leerling zo snel mogelijk: de leerling is oké – het gedrag niet.
DE UITVOERING
- Zorg in de groep voor structuur en herinner regelmatig aan de afspraken
- Laat de gedragsverandering in de agenda of op de weektaak noteren
- Geef een positief voorbeeld aan de leerling
- Wordt niet persoonlijk
- Handel consequent
- Geef de leerling inzicht in het gedrag
- Geef duidelijk het gewenste gedrag aan
- Breng frustraties van de leerling onder woorden, help de leerling accepteren dat niet altijd alles kan wat hij/zij wil
- Evalueer
EVALUATIE
- Helpt het?
- Weet de leerling nog wat er verwacht wordt?
- Is het doelgedrag wel haalbaar? Een hele, drukke leerling kan niet een vol lesuur stilzitten.
- Zijn er positieve consequenties voor het gewenste gedrag?
- Laat je de leerling weten dat je ziet dat het zijn best doet?
HARDNEKKIG PROBLEEMGEDRAG – WAT NU?
- Ga er van uit dat de leerling de vaardigheid bezit om adequaat gedrag te vertonen
- Maak een ‘gedragscontract’ met bindende afspraken en consequenties, dit schept duidelijkheid
- Wat moet de leerling doen en wat moet jij doen om het gedrag te voorkomen. Analyseer en evalueer.
- Heeft de leerling hulp nodig? Van wie? Bespreek het met de leerling
- Geef niet te snel op, gedragsverandering heeft tijd nodig, terugval is normaal. Houd stug vol, wordt niet echt boos en ga niet preken. Blijf zakelijk, hou je aan de afspraken.
PROBLEEMGEDRAG – MAAR DE LEERLING HEEFT GEEN PROBLEEM
- De leerling heeft geen zelfinzicht – het is de schuld van de anderen
- De leerling is immuun voor straffen en preken en is ‘onbereikbaar’
- Probeer oplossingsgericht te gaan werken om de situatie te veranderen.
- Een voorbeeld: Een voorbeeld uit de (oplossingsgerichte)praktijk. Er komt een leerling bij je die er vaak uitgestuurd wordt, omdat hij door de klas roept, brutaal is, enz. Hij heeft al veel gesprekken gehad hierover, maar niets heeft geholpen. Een oplossingsgericht gesprek zou zo kunnen beginnen: "Zo, ..Fijn dat je gekomen bent. Er zijn genoeg leerlingen die niet meteen komen als ze gestuurd worden, maar jij bent dus wel iemand doe moeilijke dingen niet uit de weg gaat. Respect!" "Waarom stuurde meneer X je hierheen?" "Hij heeft de pik op me, altijd moet hij mij hebben." "Dat moet zwaar voor je zijn. Hoe houd je dat vol?"
- De leerling weet niet hoe hij/zij het heeft, de aanpak is precies tegenovergesteld dan hij/zij verwacht.
- Deze manier van gesprekken voeren kan leerlingen die helemaal vast zijn gelopen en waar alle gebruikelijke gesprekken niet geholpen hebben, soms in beweging krijgen de goede kant op.